Menu

Blik op de koers

Met een maandelijkse bijdrage helpt Emile of Harman met het navigeren van de financiële markt en de zaken die van invloed zijn op jouw vermogen.

Toen was heel normaal wat we nu verafschuwen

Maart 2024 • Door Emile Drost

Verrast was ik, toen ik ruim een maand geleden mijn oud klasgenoot Harmen Snel als gast aan een praatprogramma op televisie zag deelnemen. Ik had hem niet gelijk herkend toen zijn naam werd genoemd, maar dat veranderde toen hij het woord kreeg. Het onderwerp was het televisieprogramma waarin van bekende Nederlanders een deel van hun stamboom wordt onderzocht. Harmen was destijds niet alleen mijn klasgenoot, wij deelden meer met elkaar.
En ondanks onze gemeenschappelijke voorliefde voor geschiedenis zijn wij later verschillende kanten opgegaan.
Maar het is Harmen die mij tijdens onze middelbare schoolperiode de fijne kneepjes van de genealogie heeft geleerd en samen met mij archieven in het land bezocht, vooral die in Amsterdam en Haarlem, om de stamboom van mijn familie op papier te zetten. Hij leerde mij ook de komische, trieste en gênante feiten die je bij zo’n familieonderzoek tegenkomt. En die avond, een maand geleden, zette hij uiteen dat je bij het stamboomonderzoek ook dingen tegenkomt die je eigenlijk liever niet zou willen weten. Je bent, zo zei hij in een interview, een detective die aan het speuren is en dan kom je van alles tegen, ook dingen die voor iemand minder leuk zijn, maar zo is nu eenmaal het verleden.

 

Het verleden staat en is een feit, niemand kan dan ook het verleden uitwissen. Maar al te vaak omarmen we het verleden en zouden we het liefst het verleden willen doen herleven. Hoe vaak komt heimwee naar het verleden, ofwel nostalgie, in ons dagelijks leven niet voor? Prenten, ansichtkaarten en oude attributen worden verzameld en goed bewaard. We willen heel graag de natuur zoals die vroeger was, herstellen en we zwijmelen bij de vertolking door Wim Sonneveld van het lied (Het Dorp) ‘En langs het tuinpad van mijn vader’. Maar er zijn ook nare dingen in het verleden gebeurd, in onze ogen van vandaag soms afschuwelijke dingen. Dat zijn gebeurtenissen uit het verleden, waarvan we willen dat we daar niet bij betrokken waren. Dat lukt over het algemeen wel aardig, naarmate die gebeurtenissen verder in het verleden liggen. We doen dat dan af met ‘zo was dat toen’ of ‘zo ging dat in die tijd’. Toen tijdens de pestpandemie (Zwarte Dood) duidelijk bleek dat de Joden als gevolg van hun reinigingswetten en hygiënischer leefwijze veel minder (snel) ziek werden dan de niet-Joden, volgde in 1349 het enige Jodenpogrom die Nederland heeft gekend. Op grote schaal werden talloze Joden in Nederland vermoord, maar niemand voelt zich daar in onze tijd verantwoordelijk voor. En voor de beschamende gebeurtenissen in 1672, toen Johan de Witt, raadpensionaris van Holland en de hoogste bestuurder van de gehele Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en zijn broer Cornelis de Witt, burgemeester van Dordrecht en gedeputeerde van de Staten-Generaal ter zee, compagnon van Michiel de Ruijter, door een uitzinnige volksmenigte in Den Haag werden gelyncht, voelt tegenwoordig geen mens zich schuldig.
Nare dingen in het verleden worden liever vergeten of moffelen we liever weg.

 

Maar de nare delen uit onze recente geschiedenis, waarmee we ook vandaag nog worden geconfronteerd, kunnen we niet zomaar wegmoffelen. Daarvoor voelen we ons immers, anders dan akelige  gebeurtenissen in het verdere verleden, verantwoordelijk en zelfs schuldig. Zó schuldig dat we die geschiedenis het liefst zouden willen uitwissen of herschrijven. Maar dat is een illusie, want het verleden blijft nu eenmaal het verleden. Bovendien houden we bij de beoordeling van de op ons drukkende schuldenlast geen enkele rekening met de historische context waarin bepaalde gebeurtenissen plaatsvonden. Daarbij waren niet alleen de omstandigheden anders, maar was veel meer het hele leven anders dan in onze tijd. Toen was heel normaal wat we nu verafschuwen.

 

Mensenlevens waren vroeger sowieso veel minder waard dan nu, omdat de dood om elke hoek op de loer lag. Verschillen tussen mensen onderling waren vele malen groter dan nu en lang niet alleen uit economisch oogpunt gezien. Bij de geboorte werd de plaats in het leven bepaald. Je was man of vrouw, je was van adel of hoorde tot de burgerij, je woonde in de stad of op het platteland, je was Christelijk of Joods, je had een lichte huidskleur of een donkere, je was horig of lijfeigene. De uitkomst hiervan was niet alleen allesbepalend, maar werd ook alom aanvaard. Er viel helemaal niet te kiezen, men berustte in zijn lot. In onze tegenwoordige tijd hebben we eindeloos veel meer mogelijkheden om te zijn wie we willen zijn. Er staan ons ook veel meer middelen ter beschikking om ons eigen leven vorm te geven. Niet alleen wat we ons kunnen veroorloven, maar ook wat ons geboden wordt, zoals zorg en onderwijs. Daarnaast hebben we oneindig veel meer rechten, waardoor we vrij zijn om te doen wat we willen. Vanuit deze geliberaliseerde positie hebben we een andere kijk op het verleden. We voelen ons ongemakkelijk bij het leven van onze voorouders voor zover dat indruist tegen de maatstaven van de tegenwoordige tijd en daarom veroordelen we het verleden voor zover zich dat niet verhoudt met onze uitgangspunten van vandaag. Daarom trekken wij het ons ook aan wat in het verleden is gebeurd en daarom excuseren wij ons voor onze voorouders. Zo ook met het slavernijverleden.

 

Drie weken geleden, op 11 maart, werd in het NOS-journaal (primetime) melding gemaakt van de presentatie diezelfde middag van het door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) opgestelde onderzoeksrapport omtrent de herkomst van het kapitaal van de Insinger Stichting, die daarvoor de opdracht had verstrekt.
De onderzoekers schreven in hun rapport dat de firma Insinger & Co, één van de meest succesvolle en winstgevende bedrijven was in de slavernijsector. Het onderzoek heeft, conform de opdracht aan en het doel van het IISG, een min of meer gedreven karakter. Daartegenover staat het artikel van Joost Jonker, ‘De vroege geschiedenis van de firma Insinger & Co’, verschenen in het jaarboek 2002 van het Genootschap Amstelodamum, waarin de geschiedenis van de bank in een zuiver historische context wordt geplaatst. Dit artikel is dan ook door het stadsarchief van de gemeente Amsterdam als inleiding voor het archief van de Bank Insinger en Co gebruikt, het archief dat nota bene als bron diende voor het onderzoek van het IISG. Joost Jonker beschrijft het verleden op de wijze hoe het toen was en hoe het toen ging, het onderzoeksrapport van het IISG doet dat veel meer vanuit de hedendaagse opvattingen en maatstaven.

 

In het nieuwsitem van het NOS-journaal werd een duidelijke relatie gelegd met de tegenwoordige bank InsingerGilissen*, een bankcombinatie die in 2017 is ontstaan. In dat jaar voegde KBL European Private Bankers haar dochter Theodoor Gilissen samen met het van BNP Paribas overgenomen onderdeel Insinger de Beaufort en zo ontstond de bankcombinatie InsingerGilissen. In 2020 werd de naam van KBL European Private Bankers veranderd in Quintet Private Bank en daarvan is InsingerGilissen één van de Europese Private Bankingonderdelen. Beide banken die in de combinatie zijn opgegaan, kenden een lange historie. Voor de geïnteresseerden is hieronder de stamboom van de bankcombinatie opgenomen. De relatie tussen de tegenwoordige bank InsingerGilissen en de vroegere firma Insinger & Co is eigenlijk niet meer dan de naam Insinger in beide bedrijven. De firma Insinger & Co, de in het onderzoeksrapport van het IIGS beschreven bank, behoort tot een groep van meerdere voorlopers van de bestaande bankcombinatie. De in het NOS-journaal gesuggereerde relatie dat de firma dé voorloper is van de bestaande bank, is dan ook onjuist en onterecht.

 

Maar het voorgaande laat natuurlijk onverlet dat de vroegere voorloper van de hedendaagse bank flink heeft verdiend aan de toenmalige belangrijkste activiteiten, die bestonden uit West-Indische goederenhandel, zoals textiel, geweren, buskruit, alcohol, ijzer, goud, ivoor, suiker, koffie en cacao en het verstrekken van leningen ten behoeve van plantages. Uiteraard was de firma Insinger & Co daarin niet de enige. Klinkende banknamen van Nederlandse oorsprong, zoals Mees & Hope, Labouchere en het Engelse Barings Bank (de oorsprong van de familie Baring ligt echter in Nederland), maar niet in de laatste plaats de ABN, hebben hun wortels in het financieren van plantages, de handel in overzeese producten en de wisselacceptatie. Al deze bankactiviteiten stonden in verband met de slavernij in de 18e en 19e eeuw. Ook de door koning Willem I opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij (één van de twee voorlopers van de ABN) was voor het grootste deel actief in de toenmalige koloniën van Nederland, met name Nederlands-Indië. En niet alleen banken, maar ook bedrijven, zoals Koninklijke Olie en zelfs het Koninklijk Huis hebben rijkdom vergaard aan wat toen heel normaal was, maar wat we nu verafschuwen.

 

Wanneer we het verleden van een familie of een bedrijf onder de loep nemen, is het mogelijk dat we naast zwarte bladzijden ook mooie hoofdstukken tegenkomen. Daarbij is het van belang om te realiseren dat er door families en bedrijven in donkere tijden ook goede dingen zijn gedaan. Dat het in de financiële wereld ook heel anders kan, is de wijze waarop mijn eigen grootvader van moeders kant, destijds eigenaar van een commissionairsbedrijf in Amsterdam, dat na zijn overlijden in 1954 in het hieronder genoemde commissionairsbedrijf De Beaufort en Kraaijenhagen is opgegaan, gedurende de Tweede Wereldoorlog op zeer actieve wijze zijn Joodse cliënten en hun bezittingen naar Zwitserland heeft weten weg te sluizen. Dat hij daarmee zichzelf, zijn gezin en zijn bedrijf in de waagschaal stelde, is illustratief voor zijn onbaatzuchtigheid.


 

 


*InsingerGilissen is een bank waarmee De’ Medici Vermogensbeheer een samenwerkingsrelatie heeft.

  

Emile Drost is oprichter en vermogens­beheerder bij De' Medici Vermogens­beheer.

 

Wilt u uw financiële zorgen uit handen laten nemen?

Neem contact met ons op